Rossini’s ‘Il Turco in Italia’, een genot voor de oren en de ogen
Rossini’s ‘Il Turco in Italia‘, een nieuwe productie van het ORW, neemt het publiek mee door een ingewikkeld verhaal, maar met een sprankelende partituur, vol leven, magie en gevoel. Een opera om te ontdekken tot 29 oktober!
“De Turk in Italië” was een van die werken die in het begin van de 19e eeuw als “Turks” werden omschreven. Tegen die tijd was het Ottomaanse Rijk geen bedreiging meer voor het Westen en hadden de Europeanen een passie ontwikkeld voor het exotische.
Joachino Rossini werd geboren in Pesaro in 1792. Opgevoed met de willekeurige tochten van zijn ouders (zijn vader speelde opmerkelijk goed Franse hoorn en zijn moeder had een korte maar briljante carrière als sopraan), had hij nog niet veel muzikale scholing genoten toen hij op 12-jarige leeftijd zijn eerste sonates componeerde, die in de geschiedenis van de klassieke muziek van uitzonderlijke rijpheid waren. Hij maakte zich vertrouwd met de partituren van Mozart en Haydn, die hem zeer inspireerden. Hij studeerde aan de muziekschool in Bologna van 1804 tot 1810. Hij werd al heel jong beroemd. Op 21-jarige leeftijd was hij al beroemd en de grootste podia openden hun deuren voor hem.
“Il Turco in Italia” werd gecomponeerd in 1814. De opera werd echter niet goed ontvangen in La Scala in Milaan, omdat een toeschouwer meende een aria uit “Une Italienne à Alger” te herkennen, en Rossini ten onrechte beschuldigde van plagiaat. Dit werk werd min of meer gemeden (behalve in de Engelstalige wereld) tot de herontdekking ervan in de jaren 1950. Maria Callas, in de rol van Fiorilla, bracht deze opera buffa terug in de harten van de Europese operaliefhebbers.
Het verhaal van “Il Turco in Italia” is moeilijk samen te vatten.
In het Napels van 18ème eeuw zoekt de dichter Prosdocimo (Biago Pizzuti) inspiratie voor zijn nieuwe toneelstuk. Daartoe sluit hij zich aan bij een groep zigeuners wiens avonturen hij wil volgen. Onder hen is een jong meisje, Zaida (Julie Bailly), een voormalige Turkse slavin, die Albazar (Alexander Marev), een van de zigeuners, in vertrouwen neemt. Ze is ongelukkig omdat ze nog steeds van haar meester Selim houdt, maar als ze zouden trouwen, gaat het gerucht dat het meisje is beschuldigd van ontrouw en ter dood is veroordeeld. Dus liep ze weg.
Ook Don Geronio (Bruno De Simone) arriveert in het zigeunerkamp, een oudere man die een waarzegster wil vinden die zijn ontrouwe vrouw Fiorella (Elena Galitskaya) weer op het rechte pad kan brengen.
Ondertussen komt Selim aan land en ontmoet Fiorella, en de twee merken elkaar op en beginnen elkaar het hof te maken. Don Geronio en een ongelukkige vrijer van Fiorella, Don Narciso (Mert Süngü), vragen de dichter om advies om hun romantische problemen op te lossen. De dichter beseft ook dat Selim in feite Zaida’s meester en minnaar is. Hij is in de wolken! Eindelijk heeft hij zijn verhaal.
Het verhaal speelt zich af in een filmstudio, in de stijl van “Cinecittà”. De dichter Prosdocimo neemt het kostuum aan van een regisseur en regisseert de personages. Het decor wordt gevormd door drie trailers, beurtelings kleedkamers, of zelfs symbool voor de boot van Selim. De dichter schuilt af en toe in de trailer van de regisseur op de voorgrond.
Boven de personages, op de gesloten wanden van de trailers, worden de door de cameramannen gemaakte beelden live geprojecteerd, zodat de toeschouwers in close-up de gezichten van de personages en hun interacties kunnen zien.
Het is briljant, betoverend, de zangers spelen met grote overtuiging, en de gezichten die kunnen worden waargenomen, de blikken die een heel scala aan gevoelens overbrengen, staan dicht, heel dicht bij de toeschouwers. De video-effecten van Giacinto Caponio zijn adembenemend en versterken het plot zonder een misstap, en de regie van Jean-François Ravagnan geeft een extra dimensie aan het plot, waardoor het een extra leesniveau krijgt.
De kostuums van Marie-Hélène Balau zijn aangenaam, elegant en symbolisch, en ze zijn ook de sleutel tot het begrijpen van het verhaal. Tijdens het gemaskerd bal dragen de deelnemers de tooi van een Venetiaans carnaval, met prachtige maskers. Hun projectie op het grote scherm boven de “menigte” versterkt de indruk van verwarring aan het begin van de tweede akte.
Rossini’s partituur wordt prachtig versterkt door de leiding van Giuseppe Finzi, die het ORW-orkest dirigeert, altijd onberispelijk.
Hoewel het een moeilijke start had, is het toch een verbazingwekkend werk. De score, ongelooflijk volwassen voor een 22-jarige componist, biedt een scala aan verschillende gevoelens. De ouverture bevat een prachtige hoornsolo, ongetwijfeld een eerbetoon van Rossini aan zijn vader. Er zijn ook een paar knipogen naar Mozart’s ‘Cosi fan tutte‘. De muziek barst van de vreugde, ze sprankelt, en de lyrische recitatieven zijn zeer luchtig. Deze vreugde en humor worden soms getemperd door meer nostalgische of sombere momenten.
Het werk is harmonisch complex, maar echt aangenaam om naar te luisteren. Men vraagt zich af waarom veel van zijn aria’s niet zijn overgeleverd aan het nageslacht, zo volmaakt zijn ze. In ieder geval biedt deze Rossini-compositie verschillende prachtige Bel canto aria’s, waardoor we de absoluut prachtige stemmen van de sopraan Elena Galitskaya en de bas Bruno De Simone konden bewonderen.
Ook de andere zangers waren uitstekend en brachten elk diepte en nauwkeurigheid in hun rol. De timbres van de stemmen harmoniseerden ongelooflijk goed, waardoor de hele opera een akoestische traktatie werd.
Er zij ook op gewezen dat het ORW jongeren van het CEJOLI (Dagcentrum van Luik) op het podium heeft gezet. Deze jonge volwassenen met een handicap speelden hun rol voortreffelijk. Ze toonden hun talent en pasten perfect in het toneelbeeld. Salvatore Di Franco, Noah Kiemba, Alicia Maccioni en Marine Rousselle presteerden allemaal goed.
“Il Turco in Italia” wordt op 21, 23, 25, 27 en 29 oktober om 20 uur opgevoerd in de Opéra Royal de Wallonie.